Hogere ontslagvergoeding vakbondsleden onaanvaardbaar

Al geruime tijd bestaat er forse kritiek op de inzet van vakbonden om een onderscheid te maken in CAO’s voor wat betreft verschillende arbeidsvoorwaarden voor vakbondsleden en werknemers die geen lid zijn van een vakbond. Ook in sociale plannen komt steeds vaker naar voren dat vakbonden leden bevoordelen boven niet leden. In een recente uitspraak van de kantonrechter Utrecht van 3 april 2014 werd dit onaanvaardbaar geoordeeld. Wat speelde er?

Extra vergoeding bij reorganisatie
Werkgever X stond er financieel slecht voor en had besloten om te gaan reorganiseren. Daarbij zouden arbeidsplaatsen verloren gaan. In overleg met FNV-Bondgenoten werd een sociaal plan afgesloten, waarin een beëindigingsvergoeding was opgenomen voor boventallige werknemers. FNV-Bondgenoten had als eis gesteld dat aan boventallige werknemers die lid waren van de vakbond, een extra vergoeding betaald moest worden. De werkgever was daarmee akkoord gegaan. Niet-leden kregen een vergoeding van één bruto maandsalaris per gewerkt dienstjaar tot een maximum van zes bruto maandsalarissen en leden van FNV-Bondgenoten kregen 1.5 bruto maandsalarissen per gewerkt dienstjaar met een maximum van twaalf bruto maandsalarissen. Een groot deel van de boventallige werknemers was op de peildatum geen lid van FNV-Bondgenoten.

De ontslagvergunning voor één van de boventallige werknemers werd door het UWV geweigerd omdat niet op de juiste wijze was afgespiegeld, waarna de werkgever naar de kantonrechter in Utrecht stapte met het verzoek de arbeidsovereenkomst te ontbinden.

Onaanvaardbaar verschil
De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een onaanvaardbaar verschil in hoogte van de ontslagvergoeding tussen leden en niet-leden. Een belangrijke overweging van de kantonrechter was dat de krachtige juridische positie die vakbonden hebben in de onderhandelingen over een sociaal plan, ontleend wordt aan het uitgangspunt dat vakbonden het belang van werknemers in het algemeen dienen en niet alleen van haar eigen leden. Een gering of gradueel voordeel voor leden zou volgens de kantonrechter wel toelaatbaar geweest zijn, maar toepassing van het onderscheid in het sociaal plan achtte de kantonrechter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De werkgever had zich als een slecht werkgever gedragen door een dergelijke afspraak te maken met FNV-Bondgenoten.

Vakbonden mogen hun bijzondere positie als het gaat om collectieve onderhandelingen dan ook niet gebruiken om onaanvaardbare voordelen voor haar leden te bereiken en daarmee niet-leden achter te stellen.

Voor wat betreft de hoogte van de beëindigingsvergoeding werd de betrokken werkneemster door de kantonrechter gelijk gesteld aan de boventallige collega’s die wel lid waren van de vakbond.

Vakbonden mogen leden niet bevoordelen
Vakbonden worden al jaren geplaagd door een teruglopend ledental. In het Nederlands arbeidsrecht hebben de vakbonden een bijzondere positie. Het afsluiten van CAO’s dient met een vakbond te gebeuren en indien een reorganiserende werkgever afscheid wenst te nemen van meer dan 20 werknemers, schrijft de Wet Melding Collectief Ontslag (WMCO) voor dat de vakbonden uitgenodigd moeten worden voor overleg. Een bijzondere positie brengt bijzondere verantwoordelijkheden met zich. Het is dan ook een goede zaak dat de kantonrechter Utrecht heeft geoordeeld dat het vakbonden niet is toegestaan om in het kader van collectieve onderhandelingen dergelijke onaanvaardbare voordelen voor haar leden te bewerkstelligen.

Dit zal niet de laatste keer zijn dat vergelijkbare zaken aan een rechter zullen worden voorgelegd.

Mocht u vragen hebben over dit onderwerp, dan kunt u hiervoor terecht bij Hans de Haij