Signaleringen

  • Warmtewet
  • Liberalisatiegrens per 1 januari  2014
  • Short Stay in strijd met reguliere woonbestemming bestemmingsplan
  • Rechtspositie waterbewoners

Unger & Hielkema Advocaten Warmtewet

Op 1 januari 2014 treedt de Warmtewet in werking. Deze wet regelt de bescherming van de kleinverbruikers tegen mogelijk te hoge warmtetarieven. Op grond van de Warmtewet kunnen verhuurders van woonruimte of bedrijfsruimte aangemerkt worden als leveranciers van warmte. Deze verhuurders krijgen te maken met diverse nieuwe bepalingen waar zij aan moeten voldoen, zoals bijvoorbeeld het opstellen en het aanbieden van schriftelijke leveringsovereenkomsten aan hun huurders. Andere ingrijpende bepalingen zijn dat de kosten die voor warmte in rekening worden gebracht niet meer mogen zijn dan de maximumprijs op basis van de Warmtewet en dat de verhuurder een individuele meter ter beschikking moet stellen als de huurder daarom vraagt. Aan de invoering van deze wet is weinig ruchtbaarheid gegeven, maar met de Warmtewet moet terdege rekening worden gehouden indien sprake is van verhuur in combinatie met warmtelevering aan klein huurders.

Liberalisatiegrens per 1 januari 2014

Met ingang van 1 januari 2014 bedraagt de liberalisatiegrens € 699,48 per maand. Dit leidt er toe dat woningen tot 1 januari 2014 geliberaliseerd kunnen worden verhuurd als zij 140 punten of meer hebben. Per 1 januari 2014 zijn er meer punten nodig, namelijk 143 punten (of meer). De liberalisatiegrens stijgt jaarlijks per 1 januari, terwijl de prijs per punt jaarlijks stijgt in juli. Met ingang van 1 juli 2014 zullen dus weer minder punten dan 143 genoeg zijn om een woning in de geliberaliseerde sector te kunnen verhuren. Let u bij nieuwe verhuringen dus goed op de geldende grenzen en het puntenaantal van de woning.

Overigens ligt de grens voor de huurtoeslag eveneens op het bedrag van € 699,48.

Short stay in strijd met reguliere woonbestemming in bestemmingsplan

In zijn uitspraak van 23 oktober 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bepaald dat het gebruik van een gebouw ten behoeve van short stay in strijd is met de reguliere woonbestemming in een bestemmingsplan. Reden is dat een dergelijke woonbestemming zekere duurzaamheid vereist die bij short stay-gebruik niet aanwezig is.

Bij short stay gaat het om tijdelijke bewoning van zelfstandige woonruimte door één huishouden voor een aaneensluitende periode van tenminste één week en maximaal zes maanden (aldus gedefinieerd in de regelgeving van Amsterdam). Al eerder, in september 2012, had de afdeling bepaald dat, om dezelfde reden, short stay een vorm van woningonttrekking in de zin van de Huisvestingswet is.

De uitspraak van oktober zou wel eens ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor het verhuren van woonruimte in de vorm van short stay. In oudere bestemmingsplannen is short stay niet apart gedefinieerd en het lijkt erop dat dan dus elke vorm van short stay-gebruik in strijd met het bestemmingsplan is. Wij houden u op de hoogte.

Rechtspositie waterbewoners

In onze vorige nieuwsbrief schreven wij over het onderzoeksrapport van RIGO naar de rechtspositie van waterbewoners. Op 19 augustus 2013 stuurde Cor Goudriaan een uitgebreide reactie op het RIGO rapport inzake rechtsbescherming van woonbootbewoners aan de Minister van BZK en aan de Tweede Kamer (de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst). Na enkele reacties op die brief zond hij op  4 september 2013 een aanvulling daarop met een precisering van de gebruikte begrippen huurwaarde van ligplaatsen en marktwaarde.

De Kamercommissie heeft in een procedurevergadering besloten de minister een reactie te vragen op de brief. Wij houden u op de hoogte.