Aanzegplicht / Werken na AOW

De aanzegplicht bij tijdelijke contracten
Sinds 1 januari jl. is de aanzegplicht een feit. Deze aanzegging geldt voor alle arbeidsovereenkomsten die voor 6 maanden of langer zijn aangegaan. Nog lang niet alle werkgevers zeggen (op tijd) aan tegen het einde van de arbeidsovereenkomst. De aanzegplicht houdt in dat uiterlijk één maand voor het einde van de overeenkomst wordt meegedeeld of het dienstverband wordt voortgezet of wordt beëindigd.

Wordt te laat aangezegd, dan is de werkgever over die periode een vergoeding verschuldigd, namelijk een bruto maandloon (zonder vakantietoeslag). De aanzegging dient schriftelijk te gebeuren.

In een uitspraak van de kantonrechter d.d. 8 oktober jl. wordt het belang van de schriftelijkheidseis nog eens benadrukt. In deze zaak hebben werkgever en werknemer over verlenging van de arbeidsovereenkomst gesproken. Niets wordt vastgelegd of bevestigd in e-mails. Werkgever en werknemer worden het niet eens over de hoogte van het salaris en de emoties lopen zo hoog op bij de werknemer dat hij op staande voet ontslag neemt. Later stelt werknemer zijn ontslagname te hebben herroepen. Onduidelijk is nu of de arbeidsovereenkomst wel of niet is voortgezet. Wat betreft de verlenging van de arbeidsovereenkomst draagt de kantonrechter  aan werknemer op om dit te bewijzen.

Wat betreft de aanzegging komt in de procedure vast te staan dat deze niet (tijdig) is gedaan, omdat de aanzegging niet schriftelijk is gedaan. De werkgever is dus (in ieder geval) de aanzegvergoeding verschuldigd (maximaal 1 maandloon).

Let bij een tijdelijk contract dus goed op dat:

  • de aanzegging schriftelijk wordt gedaan/bevestigd.
  • de aanzegplicht strikt genomen ook geldt is bij voorzetting/verlenging van de arbeidsovereenkomst.

Overigens is het de vraag of werknemers voor de vergoeding wegens niet-tijdige aanzegging naar de rechter zullen gaan. Dit zal eerder spelen (als nevenvordering) op het moment dat de zaak om een andere reden (ontbinding van de arbeidsovereenkomst) reeds aan de rechter is voorgelegd.

Wet Werken na de AOW-gerechtigde leeftijd
Op 20 oktober jl. is in het Staatsblad de nieuwe wet Werken na de AOW-gerechtigde leeftijd gepubliceerd. Deze wet is door de Eerste Kamer aangenomen. De beoogde datum voor inwerkingtreding is 1 januari 2016.

Het doel van de wetswijziging is om de belemmeringen voor het (door)werken na de AOW-gerechtigde leeftijd weg te nemen. De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • Een beperking van de loondoorbetalingsverplichting, de re-integratieverplichting en het opzegverbod bij ziekte tot 6 weken (voorheen de gebruikelijke 104 weken).

N.B. Overgangsrecht luidt dat vooralsnog een termijn van 13 weken zal gelden.

  • De opzegtermijn voor de werkgever wordt beperkt tot 1 maand (dus niet langer afhankelijk van de lengte van het dienstverband).
  • Een uitzondering op de ketenregeling: pas na 6 contracten voor bepaalde tijd of overschrijding van 48 maanden ontstaat een dienstverband voor onbepaalde tijd.
  • De Wet aanpassing arbeidsduur, die regelt dat een verzoek om uitbreiding (of vermindering) van het aantal te werken uren moet worden toegewezen, is niet van toepassing.

Na de inwerkingsdatum (1 januari 2016) hebben de bepalingen directe werking en gelden deze dus ook voor reeds bestaande arbeidsovereenkomsten. De wet geldt eveneens voor ambtenaren.