NIEUW ARBEIDSRECHT

Er staan ons de komende jaren de nodige veranderingen te wachten op het gebied van het Arbeids-/ontslagrecht. Deze veranderingen zijn van belang voor u zowel in de positie van werkgever als van werknemer. Voormolen Advocaten geeft u alvast een korte opsomming van enkele belangrijke wijzigingen die zich op korte termijn en op langere termijn zullen gaan voordoen.

Op korte termijn:

–          Nieuwe ziektewet 

–          Sneller recht op contract voor onbepaalde tijd

–          Geen proeftijd meer in tijdelijke contracten 

–          Concurrentiebeding vervalt bij tijdelijke contracten

–          Uitzendbeding verdwijnt

–          Verplichte ontslagroute

–          WW-uitkering wordt korter

–          Reguliere ontslagvergoeding verdwijnt  Lees verder

Toename kosten ontslagrecht?

Dinsdag 27 november stond in het Financieel Dagblad een artikel over de mogelijke toename van kosten in het ontslagrecht. Diverse arbeidsjuristen menen dat de wijzigingen die de regering wenst door te voeren tot een kostenstijging zullen leiden. De reactie van de werkgevers organisatie VNO-NCW (mede verantwoordelijk voor het sociaal akkoord) zet deze arbeidsjuristen weg met de opmerking: “voorspelbaar en onjuist’”.

Elke werkgever die wel eens een ontslagzaak voor de rechter of het UWV heeft uitgevochten weet dat daar behoorlijk wat kosten mee zijn gemoeid. Niet alleen de ontbindingsvergoeding die partijen overeenkomen, speelt daarbij een rol, zoals het VNO-NCW stelt. Ook de advocaatkosten en het doorbetalen van loon tijdens de procedure kunnen oplopen. Die laatste kosten zijn nu juist afhankelijk van de tijd die een procedure kost. Hoe langer de procedure hoe hoger die kosten. Ook weet elke werkgever dat het beperken van juist die kosten er soms toe kan leiden de zaak te schikken, terwijl men eigenlijk liever de zaak had willen uitvechten. “Beter een magere schikking, dan een vet proces” is een waarheid als een koe. Lees verder

Wordt het makkelijker, flexibeler en goedkoper?

Dat is nog maar de vraag. Gisteravond werd na doorrekening door het CPB bekend dat het herfstaccoord weinig tot geen verbetering gaat brengen. De kooppracht zal naar verwachting in 2014 met slecht een kwart procent toenemen en voor wat betreft de werkgelegenheid, waar het toch allemaal zo’n beetje om begonnen was, zal er minimale verbetering optreden. Men verwacht een werkgelegenheidgroei van max 50.000 personen maar dan wel tot 2040. Nog 27 jaar te gaan derhalve.

Mirjam de Blecourt, een erkend arbeidsrechtspecialiste van Baker & Mackenzie uit Amsterdam voorspelde begin deze week in de NRC al dat de goede voornemens van het kabinet niet tot nauwelijks voor werkgelegenheid zullen zorgen al is het maar omdat de banen er eenvoudigweg niet zijn. Je kunt dus wel proberen mensen sneller aan het werk te helpen door bijvoorbeeld de ww-duur te verkorten in de hoop dat mensen dan sneller en gerichter gaan solliciteren, maar dan moeten die banen er wel zijn. Datzelfde geldt voor de wijziging dat werknemers al na 6 maanden uitkering moeten solliciteren op mindere banen omdat na 6 maanden al sprake is van passende banen. Die banen moeten er uiteraard wel zijn. Het lijkt er op dat het enige effect van deze maatregel zal zijn dat er sprake zal zijn van verdringing: hoger opgeleiden gaan solliciteren op lagere banen en degenen die voor die lagere banen zijn opgeleid zullen het een niveautje lager moeten proberen. Voordeel is wel dat de loonkosten dan dalen maar dat is niet het doel en de reden van de wijziging.

Wordt het arbeidsrecht dan flexibeler?  Ook dat is de vraag waarop ik U het antwoord echter schuldig moet blijven. 668a (de ketenregeling) wordt ingeperkt. In plaats van 3 keer verlengen binnen 3 jaar kan dat nog maar 3 keer binnen 2 jaar keer voordat sprake is van een overeenkomst voor onbepaalde tijd en de periode die er moest zijn om de ketenregeling weer van voren af aan te laten beginnen en dus contracten voor bepaalde tijd te kunnen blijven sluiten, wordt verlengd van 3 naar 6 maanden. Het wordt dus allemaal wat minder flexibel.

Ook de aftopping van de ontbindingsvergoeding op € 75000 zou wel eens een prijsopdrijvend effect kunnen hebben. Die €75000 heeft overigens alleen betrekking op vergoedingen die door een rechter worden opgelegd. In onderling overleg –en dat is toch het merendeel van de zaken – kan daar gewoon van afgeweken worden. Bij minder sterke zaken of zaken die men liever om welke reden dan ook niet bij de rechter brengt zou het dus wel eens zo kunnen zijn dat werknemers alleen bereid zijn mee te werken aan het sluiten van een vaststellingsovereenkomst indien meer wordt betaald.

Dat gevaar schuilt ook in het afschaffen van de stamrechtvrijstelling per 1 januari as. Werknemers kiezen tot op heden (overigens is dat door de bank genomen pas financieel aantrekkelijk bij vergoedingen vanaf circa € 60.000) voor een stamrechtconstructie (stamrecht BV/Banksparen, onderbrengen bij een beleggingsinstelling of bij een verzekeraar met een lijfrente) omdat dat financieel aantrekkelijk kan zijn. Met een stamrechtvrijstelling wordt immers de bruto vergoeding afgestort en er wordt pas belasting betaald op het moment van uitkeren. Veelal verkeert men dan in een lager belastingtarief. Door uitstel van belastingbetaling wordt derhalve voordeel behaald.

Met ingang van 1 januari as (als het allemaal doorgaat maar daar ziet het wel naar uit) wordt de vergoeding echter progressief belast zodat werknemers, althans bij beëindigingen in onderling overleg, dat belastingnadeel gecompenseerd zullen willen zien in de vergoeding.

Wordt het dan allemaal makkelijker? Ook dat valt te bezien. Er komt een splitsing. Ontslagen op economische gronden zijn in het nieuwe systeem voorbehouden aan het UWV en ontslagen op andere gronden (disfunctioneren, verstoorde arbeidsverhouding, verschil van inzicht over de wijze waarop het werk moet worden uitgevoerd etc) worden het domein van de kantonrechter.

Ik zie de verweren van werknemers al voor me die stellen dat de werkgever niet op economische gronden afscheid wil nemen maar op grond van een andere omstandigheid waardoor niet het UWV bevoegd is maar de kantonrechter of uiteraard andersom.

Daarnaast komt er een beroepsmogelijkheid. Van beslissingen van het UWV kan men naar de kantonrechter en van beslissingen van de kantonrechter kan men in beroep bij het Hof en vervolgens cassatie bij de Hoge Raad. Vanuit juridisch perspectief is die beroepsmogelijkheid uiteraard toe te juichen omdat immers uitgangspunt van ons rechtssysteem is dat een uitspraak getoetst moet kunnen worden door een hogere instantie, maar ik verwacht wel dat het aantal procedures zal stijgen en daarmee de kosten en de onzekerheid.

Is er dan nog een lichtpuntje? Wellicht. Met ingang van 1 juni van dit jaar is de berekeningsgrondslag voor de WW gewijzigd. Voor die datum werd de ww uitkering gebaseerd op het gemiddelde inkomen in het jaar voor de datum van werkeloosheid. Vanaf 1 juni echter wordt het laatst verdiende salaris als uitgangspunt genomen. Men kan dus een medewerker wellicht wat makkelijker over de streep trekken om accoord te gaan met beëindiging van het dienstverband in onderling overleg door hem nog even gauw een salarisverhoging te geven waarvan hij gedurende de gehele ww-periode voordeel heeft. In het verleden ging dat ook zo bij de pensioenen die toen nog gebaseerd waren op het eindloon. Vlak voor einde dienstverband er nog even een periodiekje bij.

De nieuwe berekeningsgrondslag is echter zuur voor die werknemers die in verband met de crisis vrijwillig accoord zijn gegaan met een salarisverlaging en er vervolgens toch uitgaan. Het valt echter ook niet mee om het iedereen naar de zin te maken.